Straatnamen

Deze pagina bevat twee artikelen van de hand van Reina Boerrigter. Het eerste verscheen eerder in Respons, Mededelingen van het Meertens Instituut 6, 2003.

 

Straatnamen, een kwestie van betekenis

“Straatnamen?! Wat onderzoek je dan precies?” Dit is veelal de eerste vraag die mij gesteld wordt als ik vertel dat ik werk aan een onderzoeksproject over straatnamen. Mijn antwoord op die vraag kan ik vaak nauwelijks afmaken, omdat veel mensen halverwege enthousiast voorbeelden beginnen te noemen van straatnamen bij hen in de buurt en -- belangrijker -- vertellen wat ze van die namen vinden. “In de gemeente Rotterdam is enige tijd geleden een nieuwe wijk gebouwd en daar heten de straten Walhallalaan, Maashavenkade, Parlevinkerpad en Ertsstraat. Ik begrijp niet hoe men voor zulke straatnamen heeft kunnen kiezen. Ze zijn toch onuitspreekbaar!” Of: “Tegenwoordig worden van die rare namen gegeven, dat kun je toch geen straatnamen meer noemen!” En: “Nou, dan heb je vast wel gehoord van die kleurenwijk in Zoetermeer?” Maar ook: “Wist je dat de straatnaambordjes in een buitenwijk in Zwolle groen zijn? Zou dat iets te maken hebben met de straatnamen in die buurt?” Iedereen kan eigenlijk wel een duit in het zakje doen, en de meeste mensen beseffen niet dat dit soort uitspraken over straatnamen van belang zijn voor mijn onderzoek.

Straatnamen vervullen voor verschillende mensen verschillende functies. Ze worden bedacht en aan een straat toegekend en vervolgens maken ze deel uit van het dagelijks taalgebruik. Bewoners van een straat gebruiken de straatnaam om bezoekers de weg naar hun huis te wijzen. Straatnamen kunnen voor anderen dienen als een soort richtingaanwijzers of geheugensteuntjes. Voor postbezorgers en medewerkers van hulpdiensten (zoals politie, brandweer en ambulance) zijn ze een houvast bij hun werkzaamheden en voor de taalkundige is een straatnaam een interessant onderdeel van het taalsysteem. Al deze mensen hechten echter verschillende belangen aan straatnamen. Wie in de Nadorststraat, de Bloedstraat of de Armensteeg woont, zou zich kunnen generen als hij moet uitleggen hoe een familielid of een vriend zijn huis kan vinden. Voor kinderen die een beetje zijn verdwaald, is het lastig om de weg te vragen wanneer de naam van een straat moeilijk uitspreekbaar is, zoals bijvoorbeeld Hertogin Hermingardisstraat, Erroll Garnerstraat of Buziaupad. Postbezorgers krijgen verkeerde brieven in handen wanneer bij het post sorteren straatnamen die erg op elkaar lijken (Plataan -- Platanenlaan, Gorterplaats -- Gorterstraat), per ongeluk door elkaar zijn gehaald. Dienstverlening komt misschien te laat als er verwarring bestaat over straatnamenduo’s als Dotterbloem -- Boterbloem en Doctor Kuyperstraat -- Jos Cuyperstraat. Taalkundigen ten slotte zien straatnamen het liefst in vergelijking met andere straatnamen en andere woorden uit de taalpraktijk. Zij vragen zich af hoe straatnamen zijn opgebouwd, op welk deel van de naam de klemtoon ligt (Bilderdíjkstraat in vergelijking met Bílderdijk) en of die woordvormings- en klemtoonpatronen overeenkomen met die van andere woorden.

Veel mensen hebben er dus belang bij dat straten van mooie, welluidende en onderscheidende namen worden voorzien. Straatnaamgeving is daarom een niet te onderschatten taak, die sinds 1851 bij wet aan het gemeentebestuur wordt overgelaten. In veel gemeenten is hiervoor een commissie ingesteld, die advies uitbrengt en namen ter goedkeuring voordraagt aan de gemeenteraad. Deze commissie handelt in veel gevallen naar eigen goeddunken en hanteert daarbij vaak ongeschreven regels op basis van jarenlange ervaring. Dit wil niet zeggen dat de leden van deze commissie hun taak licht achten, integendeel, namen worden met zorg gewogen voor ze als advies naar de gemeenteraad gaan. Toch heeft het toenemend belang van juiste adressenregistratie de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) doen besluiten een handboek samen te stellen, waarin het naamgevingsproces wordt beschreven en regels worden aangereikt. Met name voortgaande ontwikkelingen op het gebied van automatisering vragen om een uniforme werkwijze in alle gemeenten. Met het handboek van de VNG, gebaseerd op de werkwijze van een aantal gemeenten, hebben gemeenteambtenaren en commissieleden nu een houvast bij het geven van namen aan straten. Het bevat onder andere voorschriften die inspelen op de eerder genoemde belangen: namen moeten bij voorkeur kort zijn, een eenvoudige spelling hebben en goed klinken, zodat ze goed uitspreekbaar zijn. Systematische, wijksgewijze of thematische naamgeving bevordert de vindbaarheid van straten, en straatnamen die op elkaar lijken zorgen alleen maar voor verwarring (het sorteren van de post op postcode omzeilt dit probleem). Daarnaast worden enkele bestuurlijke regels genoemd: voorkomen moet worden dat straatnamen een bron worden voor verbastering en dubbelzinnigheid, zoals mogelijk is met Cornelis Matelieffstraat ‘Cornelis Madeliefstraat’, Jacob Cabelliaustraat ‘Jacob Kabeljauwstraat’, Fultonstraat ‘Vuile tonstraat’ en Assiesplein ‘Hasjiesjplein’. Een persoon moet op z’n minst tien jaar zijn overleden voor hij of zij voor vernoeming in aanmerking komt, tenzij het een lid is van het koninklijk huis (niet in alle gemeenten wordt deze regel strikt gehanteerd: in Utrecht werd in het voorjaar van 2002 een straat getooid met de naam Jochem Uytdehaageplantsoen). Bovendien moet aan familieleden van deze persoon toestemming gevraagd worden en moet de commissie er zeker van zijn dat de persoon onomstreden is. Ten slotte wijzen de samenstellers van het handboek op een paar inhoudelijke voorschriften. Ze geven bijvoorbeeld aan dat historische personen de voorkeur hebben boven triviale woorden, dat originaliteit geen kwaad kan en dat systematische naamgeving ook kan worden bereikt door gelijkluidende straatnaamaanduidingen (-akker, -horst, -marke, -gras, -hoek, -sloot, -zegge etc.). Ook moet rekening worden gehouden met de aard van een straat in relatie tot de straatnaam en tot diegene die daarin vernoemd wordt, want een nauw straatje kan geen -plein heten en een belangrijk staatsman eert men natuurlijk niet met een klein steegje.


Kaartje Computerwijk Amsterdam Noord.

Nieuwe technologie vindt ook haar weerslag in straatnaamgeving.


De voorschriften van de VNG zijn niet bindend. Er bestaan grote verschillen tussen Nederlandse gemeenten, waardoor niet elke regel zonder meer in elke gemeente bruikbaar is. Het enige dat de VNG ermee beoogt is een uniforme werkwijze. Dit betekent dat de straatnaamgeving nog steeds aankomt op de vindingrijkheid en de creativiteit van de leden van de straatnamencommissies. De vraag is dan ook hoe een commissie de voorschriften van de VNG weet te combineren met de werkelijkheid van het naamgevingsproces in haar eigen gemeente. Welke regels spelen daadwerkelijk een rol bij het geven van namen aan straten? Maar het gaat ook om de vraag welke betekenis een straatnamencommissie hecht aan een straatnaam in relatie tot de straat waaraan die naam wordt toegekend. Wanneer het voorschrift luidt dat bij vernoeming van personen rekening moet worden gehouden met de aard van de straat, oordeelt de Commissie voor de Straatnamen van Amsterdam dan hetzelfde als een ambtenaar die bevoegd is tot straatnaamgeving in bijvoorbeeld de gemeente Culemborg? In mijn onderzoek naar straatnamen wil ik een antwoord vinden op onder andere dit soort vragen.

Wanneer de namen eenmaal door middel van een raadsbesluit zijn goedgekeurd en deel zijn gaan uitmaken van het dagelijks leven, dan is het de vraag of ze door gebruikers worden geïnterpreteerd zoals de commissie voor de straatnamen voor ogen stond. Het gaat hier om de betekenis die taalgebruikers geven aan een naam. Vinden ze een naam mooi en goed bij een straat passen of juist een beetje raar en onuitspreekbaar? Is men het eens met de keuze van schilders die door middel van straatnamen in een bepaalde wijk vernoemd zijn of mist men misschien een belangrijk kunstenaar?

Ook al hebben de commissieleden de gekozen namen goed overwogen, de straatnamen in een gemeente vormen op het eerste gezicht een willekeurige verzameling. Deze verzameling zou je kunnen vergelijken met een museum over de geschiedenis van de betreffende gemeente (Palonen 2002). Straatnamen in het centrum van elke woonplaats binnen een gemeente zijn de historische afdeling van het museum, ze geven inzicht in de manier waarop een gemeente is opgebouwd: elke gemeente die uit meerdere woonplaatsen bestaat, kent bijvoorbeeld wel één of meer dorp-, kerk- en schoolstraten, waarvan er in Nederland respectievelijk 383, 525 en 460 zijn. Ook laten straatnamen aan de hand van oude veldnamen, waternamen en namen van huizen en boerderijen zien hoe het gebied vroeger genoemd werd. De namen in het centrum van sommige stedelijke gemeenten laten zich lezen als de kaart van vesting- en handelsteden (Bolwerk, Burgwal, Kanonsteeg, Oude Vest; Koornmarkt, Oude Turfmarkt, Kaasmarkt, Aalmarkt, Varkensmarkt, Vismarkt). In de ring buiten het centrum worden de klassiekers tentoongesteld: door middel van straatnamen worden bekende gemeenteleden geëerd (burgemeesters, professoren, bisschoppen etc.), maar ook andere, landelijk of internationaal bekende personen (componisten, schrijvers, schilders, staatslieden, zeevaarders etc.) hebben hier een plekje gekregen. Daarnaast vindt men in deze afdeling een aantal andere traditionele categorieën zoals bloemen, planten en vogels. Als we ten slotte de buitenste wijken van een gemeente betreden, zijn we in de moderne vleugel van het museum terechtgekomen. Hier worden niet alleen groepen mensen met een straatnaam geëerd in categorieën waarin dat eerder helemaal niet gebruikelijk was (in Leiden is bijvoorbeeld een hele wijk gewijd aan belangrijke vrouwen: beroemde Leidse vrouwen, stichtsters van Leidse hofjes, (kinderboeken)schrijfsters, verzetstrijdsters, feministen etc.), ook wordt met straatnamen naar voorwerpen en andere meer alledaagse dingen verwezen, zoals in Amersfoort (Het Vooronder, Het Kompas, Het Ruim, De Kajuit, De Boeg, Reling, Bakboord, Stuurboord) en Alkmaar (Gaffelstraat, Disselstraat, Passerstraat, Harpoenstraat, Schoffelstraat, Waterpasstraat, Houweelstraat, Vijzelstraat). Sommige namen zijn zo modern, dat ze niet eens meer op straatnamen lijken: Algengroen, Ambergeel, Bermudablauw, Cadmiumgeel, Flessegroen, Hemelsblauw, Kanariegeel, Mokkabruin, Spierwit, Zaansgroen (dit is de eerder genoemde kleurenwijk in Zoetermeer).

Bewoners en andere belanghebbenden ervaren zo’n tentoonstelling natuurlijk niet allemaal op dezelfde manier, waardoor de verzameling straatnamen -- zeker de nieuwe -- bron kan zijn van interessante discussies. Dit leidt tot de opmerkingen die ik hoor wanneer ik over mijn onderzoek naar straatnamen vertel. Deze meningen zijn bijzonder interessant, omdat ze weergeven hoe verschillend mensen straatnamen beoordelen en waarderen. Binnen mijn onderzoek is de perceptie van straatnaamgebruikers daarom ook een belangrijk aandachtsgebied. Het is namelijk van belang te vernemen of de keuzes van de straatnamencommissies in goede aarde vallen bij de gebruikers, met andere woorden, of de betekenis die naamgevers aan een straatnaam toekennen overeenkomt met de waarde die gebruikers eraan hechten. Het gaat in mijn onderzoek met name om de betekenis van straatnamen die tentoongesteld zijn in de moderne vleugel van het ‘gemeentemuseum’, oftewel om de straatnamen die recent zijn gegeven. De in de inleiding genoemde Walhallalaan, Maashavenkade, Parlevinkerpad en Ertsstraat zijn naar alle waarschijnlijkheid met veel zorg door de naamgevers in Rotterdam gekozen en wellicht zijn juist deze namen gekozen vanwege het opvallende binnenrijm (alliteratie en assonantie). Ondanks deze zorg blijkt dat er toch mensen zijn die deze namen negatief beoordelen.

Een ander betekenisaspect van straatnamen dat in mijn onderzoeksproject aan bod komt, is dat van straatnamen als onderdeel van het taalsysteem. Het zal met name gaan om de betekenis van straatnamen als samenstellingen. Dit betekent dat ook de vorm van straatnamen centraal komt te staan. Straatnamen zijn namelijk net als samenstellingen opgebouwd uit ten minste twee woorden: het tweede woord van een samenstelling is een zelfstandig naamwoord dat gekarakteriseerd wordt door het woord dat daaraan vooraf gaat (koffiemelk ‘melk voor in de koffie’, trapleuning ‘leuning van de trap’, schaapherder ‘herder van schapen’, kinderfiets ‘fiets voor een kind, kleine fiets’, keukendeur ‘deur naar de keuken’). Doordat een samenstelling bestaat uit twee zelfstandige delen biedt deze woordvorm vele mogelijkheden wat betekenis betreft. Beide woorden dragen namelijk bij aan de betekenis van de samenstelling. Deze manier van woordvorming maakt het daarom mogelijk om eigenlijk alles met behulp van een samenstelling te benoemen, zodat alle taalgebruikers kunnen begrijpen wat bedoeld wordt, ook in het geval van nieuwe samenstellingen zoals draaideurcrimineel, spermabank, poederpost, flitsscheiding, maaltijdreep en gifkip. In mijn onderzoek moet ik er overigens wel rekening mee houden dat de betekenis van namen niet in alle gevallen te vergelijken is met die van woorden, omdat namen -- in tegenstelling tot andere woorden -- geen letterlijke betekenis bij zich dragen (Kortelaan is misschien wel een ‘korte laan’, maar Tulpstraat betekent niet ‘straat met tulpen’).

Zoals gezegd bestaan de meeste straatnamen ook uit twee delen (Koraalstraat ‘koraal + straat’, Louis Armstronglaan ‘Louis Armstrong + laan’). Het tweede daarvan is een zelfstandig naamwoord dat de aard van de straat aangeeft, tenminste dat is wat lange tijd gebruikelijk is geweest. Wat precies de aard van een straat moet zijn om met het woord -straat, -laan of -singel benoemd te worden, is echter niet altijd even duidelijk. Wat is een prototype straat? Hoeveel bomen langs de kant van de weg zijn vereist om een straat laan te kunnen noemen? Komt een straat alleen in aanmerking voor de naam singel als er een gracht langs loopt? Het voorkomen van moderne tweede delen binnen een straatnaam zoals -molen, -bloem, -kruid, -vlinder, en zelfstandige naamwoorden die bijvoorbeeld naar een water verwijzen (-dwinger, -slenk,- sloot, -vijver, -poel) doet zelfs vermoeden dat de aard van de straat er helemaal niet toe doet. De VNG heeft hierover in haar handboek ook geen voorschrift opgenomen. De enige regel die iets zegt over de relatie tussen de naam en het te benoemen object is dat de weg moet passen bij de te vernoemen persoon. Een interessante vraag vanuit taalkundig perspectief is daarom wat de betekenis is van het tweede deel van samengestelde straatnamen. Deze vraag wordt des te interessanter als we daarbij ook rekening houden met de vele straatnamen zonder tweede deel (Aronskelk, Basilicum, Contrabas, De Esdoorn etc.). Op welke manier kan men hierin het betekeniselement ‘straat’ herkennen, oftewel hoe kunnen taalgebruikers weten dat het in deze gevallen om een straatnaam gaat?

Het eerste deel van straatnamen die de vorm hebben van een samenstelling, lijkt volgens Rentenaar (1992) te zijn gekozen aan de hand van drie motieven. Met deze motieven zijn echter alleen die straatnamen te verklaren die volgens het museummodel in het historische deel thuishoren. In de eerste plaats wordt met het eerste deel van de straatnaam vaak een karakteristieke eigenschap van de straat genoemd, bovendien wordt met deze eigenschap een nadere omschrijving gegeven van de aard van de straat (Langegracht, Breestraat, Havenkade, 1e Binnenvestgracht). Het tweede motief heeft betrekking op de oorspronkelijke functie van de straat, omdat met het eerste deel van een straatnaam wordt verwezen naar de handel die er werd gedreven of naar de ambachten en beroepen die er werden uitgevoerd (Varkensmarkt, Speldenmakerssteeg, Schoenmakerssteeg). Het derde motief is de relatie van een straat met iets of iemand in de omgeving, bijvoorbeeld de locatie of de richting van een straat, een markant gebouw in een straat of een bewoner van een straat (Kerkstraat, Schoolstraat, Haarlemmerweg, Juffrouw Idastraat). Deze historische namen lijken door hun vorm en de betekenis van de afzonderlijke delen op traditionele samenstellingen. De namen in de meer moderne vleugels van het museum vertonen deze gelijkenis niet, omdat de relatie tussen het eerste en het tweede deel van de samenstelling niet door de motieven eigenschap, functie of relatie te verklaren is. De vraag is dan ook wat de motieven zijn bij het geven van namen aan de straten in deze nieuwe woonwijken. Dit brengt ons terug bij de regels van de VNG, waarin duidelijkheid en systematiek de boventoon voeren: in een wijk met bomen- en struikennamen (Magnoliastraat, Acaciastraat, Larixstraat, Elzenhof, Lindenstraat) is niet sprake van één van de drie genoemde motieven, maar zijn de namen eerder gekozen met het oog op de vindbaarheid.

Straatnamen worden niet willekeurig gekozen. Er gaat een doordachte systematiek schuil achter de naambordjes die we op elke straathoek tegenkomen. Maar hoe goed en lang er ook over een straatnaam gediscussieerd is voordat die daadwerkelijk wordt toegekend, het is maar de vraag of iedereen ook dezelfde betekenis aan een naam hecht. “Straatnamen?! Wat onderzoek je dan precies?’ Het onderzoek naar straatnamen kent vele aspecten, maar in mijn onderzoek is het vooral een kwestie van betekenis.

Literatuur

  • Benoemen, nummeren en begrenzen. Handboek van gemeenteambtenaren die zijn belast met het benoemen van de openbare ruimte, het nummeren van vastgoedobjecten en het begrenzen van gebieden (2002). Samenstelling R.B.M. ten Kroode en J. Brouwer. VNG Uitgeverij, Den Haag.
  • Palonen, Emilia (2002) Collective and Individual Memories in the Postcommunist City-Text of Budapast. Crossroads in Cultural Studies, Fourth International Conference, Tampere, Finland, June 29-July 2, paper.
  • Rentenaar, R. (1992) 'Straatnaamgeving, de geschiedenis van een oud probleem.' In: Straatnaamgeving. Een congres over straatnamen. Ede, p. 3-16.

Een eervolle vermelding

Op zaterdag 3 juni 2006 is in het dorpje Westdorpe in de gemeente Terneuzen het straatnaambordje met de naam Arjan Erkelpad onthuld -- door Arjan Erkel zelf. De meeste Nederlandse gemeenten hanteren de richtlijn dat er geen straatnamen worden vernoemd naar personen die nog leven. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen heeft dan ook lang vergaderd over de vraag of er een uitzondering mocht worden gemaakt op de richtlijnen voor straatnamen. De conclusie was dat de impact van de ontvoering van Arjan Erkel nationaal en internationaal zo groot is, dat hij in het dorp van zijn ouders met een straatnaam vereerd mag worden (http://www.bndestem.nl/). Hoe gaan andere gemeenten om met de vernoeming van personen? En worden er meer zulke uitzonderingen gemaakt?


Afbeelding straatnambord Arjan Erkelpad.


Uitzonderingen

Er zijn nog een paar voorbeelden van levende personen die kort geleden een eervolle vermelding hebben gekregen op een straatnaambordje: Jochem Uytdehaageplantsoen (Utrecht), Erik Dekkerpassage (Landgraaf). Ook wordt de regel dat een persoon ten minste tien jaar geleden moet zijn overleden niet altijd even strikt toegepast: Theo van Goghpark (Amsterdam), Annie M.G. Schmidtlaan (Oegstgeest). Elke gemeente maakt bij dit soort benoemingen allerlei afwegingen, zoals ook vermeld staat in het nieuwsberichtje over het Arjan Erkelpad. De ene gemeente zal daarbij vasthouden aan de richtlijnen, terwijl een andere gemeente wel eens een uitzondering wil maken. Dit geldt niet alleen voor het onderscheid tussen levende en overleden personen, maar ook voor de genoemde tien jaar dat een persoon moet zijn overleden. Hoe strikt is die grens?

Personen op straat

In veel steden en dorpen prijken persoonsnamen op straatnaambordjes. Op die manier komen we onderweg bekende en minder bekende personen tegen. We kennen natuurlijk allemaal de traditionele schrijvers- en schilderswijken en componisten- en staatsliedenbuurten, waar onze nationale grootheden themagewijs vernoemd zijn. Ook zijn veel personen in straatnamen vernoemd die lokaal of regionaal naam hebben gemaakt, in bijvoorbeeld de professoren- en burgemeesterwijken en de verzetsheldenbuurten. Deze traditionele straatnaamgeving is vooral geïnspireerd door bepaalde nationale thema’s zonder de vernoemde personen daarmee te eren. In de recenter gebouwde nieuwbouwwijken komen we echter namen tegen waarvan we niet weten wie het zijn en waarom ze de eer hebben om op een straatnaambordje te staan: het zijn lokale helden die binnen een thema vernoemd zijn dat (nog) niet erg voor de hand ligt. In Amsterdam, in het stadsdeel Zeeburg zijn de straten bijvoorbeeld vernoemd naar personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt in de wereld van foto, film en video. Dit levert een bonte verzameling van onder andere de volgende (meer of minder bekende) personen op: Bert Haanstrakade, Zieglerstraat, Mata Harihof, Pieter Oosterhuisstraat, Aart Kleinhof, Theo van Goghpark, Jaap Speyerstraat (http://www.zeeburg.amsterdam.nl/). En in Leiden zijn de straten in de wijk Stevenshof vernoemd naar beroemde Leidse vrouwen, stichtsters van Leidse hofjes, schrijfsters, verzetstrijdsters, feministes etc. Ook in deze nieuwe woonwijken lijkt het vooral te gaan om een straatnaamthema, maar het lokale karakter van dat thema geeft de vernoemde personen in veel gevallen net wat meer eer dan de genoemde schilders en schrijvers. Daarnaast zijn er uiteraard ook altijd losstaande vernoemingen van personen, zoals bijvoorbeeld in het geval van het Arjan Erkelpad, die echt ontstaan zijn vanuit het idee van een eervolle vermelding. Deze ontwikkeling in het vernoemen van personen in straatnamen beschrijft een verschuiving van het naamgevingsmotief.

De richtlijnen van de VNG

Met uitzondering van de losstaande gevallen voldoen de genoemde straatnaamthema's en de vernoeming van personen aan de richtlijnen die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2002 heeft opgesteld voor de straatnaamgeving in Nederland. Deze richtlijnen hebben het doel een eenduidige leidraad te verschaffen op een beleidsterrein waar eigenlijk elke gemeente haar eigen regels hanteert. Eén van de richtlijnen wijst bijvoorbeeld op het  belang van wijksgewijze thematische naamgeving, wat de vindbaarheid van straten vergemakkelijkt. En met betrekking tot het vernoemen van personen luidt het advies van de VNG: ‘Een te vernoemen persoon moet ten minste tien jaar geleden zijn overleden (…) zodat de kans op onaangename onthullingen over de betrokkene bijna is uitgesloten’ (Benoemen, Nummeren en begrenzen, p.78/80). Dit is een richtlijn waarvan volgens de VNG de praktijk heeft uitgewezen dat het een goed uitgangspunt is. De leden van de koninklijke familie vormen hierop de uitzondering. En als er personen vernoemd worden, dan valt het aan te raden familieleden om toestemming te vragen. Een specifieke richtlijn met betrekking tot het vernoemen van personen wijst er ten slotte op dat er in verhouding nog maar weinig vrouwen vernoemd zijn: ‘Bij gelijke geschiktheid gaat een vrouw voor’ (Benoemen, Nummeren en begrenzen, p.82). De VNG spreekt in haar richtlijnen goedkeuring uit voor een gemeente waarin men bij voorkeur historische personen vernoemt in plaats van zaken. Een vernoeming in een straatnaam wordt namelijk als een grote eer beschouwd, terwijl het bij de vernoeming van zaken misschien al gauw om ‘triviale herinneringen’ gaat (Benoemen, Nummer en begrenzen, p.85).

Al deze adviezen voor de vernoeming van personen in straatnamen moeten voorkomen dat er op een onzorgvuldige manier straten worden benoemd. Het is namelijk een kostbare aangelegenheid wanneer later blijkt dat een persoon uit de gratie is, en een straatnaam moet worden gewijzigd.

Uniformiteit

De VNG heeft richtlijnen opgesteld voor de straatnaamgeving, omdat er zoveel gemeenten zijn die geen eenduidig beleid voeren op dit gebied. Er zijn gemeenten geweest die zelf om dergelijke richtlijnen hebben gevraagd. Straatnaamgeving is een overheidstaak, die gebaat is bij uniformiteit. Bewoners van straten hebben dagelijks met hun straatnaam te maken. Het maakt letterlijk en figuurlijk deel uit van hun visitekaartje. Straatnamen dienen voor bezoekers als richtingaanwijzers of geheugensteuntjes en voor postbezorgers en medewerkers van de hulpdiensten (zoals politie, brandweer en ambulance) zijn ze een houvast bij hun werkzaamheden. Maar met name de voortgaande ontwikkelingen op het gebied van automatisering vragen om een uniforme werkwijze in alle gemeenten. Hoe gaat het er nu daadwerkelijk aan toe bij gemeenten in Nederland als ze nieuwe straatnamen moeten kiezen? En wat voor beslissingen worden genomen bij het vernoemen van personen in straatnamen?

Straatnaamgevingsbeleid…

Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op een onderzoek dat gedaan is in 2005 toen er in Nederland 467 gemeenten waren. Aan al deze gemeenten is per e-mail een korte vragenlijst gestuurd met vragen over het straatnaamgevingsproces. Of gemeenten bijvoorbeeld een officiële adviescommissie voor straatnamen hebben en wat de belangrijkste uitgangspunten voor de straatnaamgeving zijn binnen een gemeente. Maar ook of een gemeente uitgaat van de richtlijnen van de VNG en of er bijvoorbeeld personen worden geëerd met een straatnaam. 313 gemeenten hebben een reactie op deze vragenlijst retour gestuurd. Een paar korte feiten op een rijtje:

  • 112 van de 313 gemeenten hebben een officiële adviescommissie voor straatnamen;
  • de meeste officiële adviescommissies bevinden zich in stedelijke gebieden;
  • in 230 van de 313 gemeenten neemt het college van burgemeesters en wethouders het straatnaambesluit, in de meeste andere gemeenten doet de raad dat;
  • het verschilt per gemeente van welke gemeentelijke afdeling de straatnaamgeving een onderdeel is;
  • 244 van de 313 gemeenten zijn op de hoogte van de richtlijnen van de VNG.

Gemeenten die zeggen niet op de hoogte te zijn van de richtlijnen van de VNG hanteren over het algemeen hun eigen, vaak ongeschreven, regels. Het blijkt dat deze regels het resultaat zijn van jarenlange ervaring op het gebied van de straatnaamgeving. En zelfs als gemeenten laten weten geen regels te hanteren, blijkt bij navraag dat men zich toch altijd wel aan een paar richtlijnen houdt. De hierboven genoemde richtlijnen van wijksgewijze naamgeving en het vernoemen van personen die al tien jaar zijn overleden, zijn een paar van dergelijke ongeschreven regels.

….ten aanzien van het vernoemen van personen

Het vernoemen van personen op een straatnaambordje komt veelvuldig voor in Nederland. 260 van de 313 gemeenten laten namelijk weten personen te vernoemen in straatnamen. Hiervan plaatsen 44 gemeenten daarbij de kanttekening dat dit wel incidenteel (soms, sporadisch, af en toe) gebeurt of dat men er zeer terughoudend in is en dit beleid slechts in uitzonderlijke gevallen toepast. In de meeste gevallen wordt bovendien naar de meest voor de hand liggende (ongeschreven) regels verwezen, die overeenkomen met de richtlijnen van de VNG:

  • alleen personen die overleden zijn, komen in aanmerking voor vernoeming;
  • uitzondering op deze eerste regel zijn de leden van het Koninklijk Huis;
  • het moet gaan om aansprekende en vooraanstaande personen;
  • de personen moeten onomstreden zijn en een goede reputatie hebben;
  • de personen moeten een verdienstelijke bijdrage hebben geleverd binnen de lokale/nationale/internationale gemeenschap;
  • indien mogelijk moet er toestemming van de familie worden gevraagd;
  • de naam van de persoon moet eenvoudig te spellen zijn en geschikt zijn voor het systeem van de gemeentelijke basisadministratie;
  • niet meegaan met de waan van de dag;
  • vrouwen gaan voor mannen;
  • geen precedenten scheppen.

De meeste gemeenten die wel eens personen vernoemen verwijzen naar de eerste regel, dat de betreffende persoon moet zijn overleden. Slechts in 28 gevallen wordt expliciet vermeld dat een te vernoemen persoon (minstens) tien jaar dood moet zijn. In bijna alle andere gevallen is men veel vager over de tijd dat iemand moet zijn overleden: enige tijd, geruime tijd, niet kort geleden, etc. Blijkbaar is het een regel die per geval wordt bekeken. Een uitzondering is wel de gemeente die stelt dat lokale personen niet eerder dan 50 jaar na het overlijden worden vernoemd. En dan moet er bovendien na die 50 jaar nog sprake zijn van lokale herkenbaarheid. Er zijn maar weinig gemeenten waar zonder problemen personen kunnen worden vernoemd die nog niet overleden zijn, hoewel ook hier kanttekeningen bij worden geplaatst; er moet nadrukkelijke toestemming worden gegeven door de persoon in kwestie en hij of zij moet lokaal of landelijk van grote betekenis zijn. De regels lijken niet in alle gevallen star. Er is namelijk ook een gemeente waarin het criterium van tien jaar wordt gehanteerd, maar waar toestemming aan de betrokken persoon moet worden gevraagd, mocht diegene toch bij leven worden vernoemd.

In 46 gemeenten worden geen personen vernoemd. Daarbij wordt een aantal keren opgemerkt dat het in het verleden wel gebruikelijk was, maar dat het tegenwoordig niet meer voorkomt. Het blijkt dat het zoeken van geschikte personen niet in alle gemeenten even gemakkelijk is, met name omdat van deze personen moet worden uitgezocht of ze een gunstig verleden hadden. Bovendien laat een aantal gemeenten weten geen precedenten te willen scheppen met de vernoeming van bepaalde personen. Sommige gemeenten hechten namelijk aan burgerparticipatie op het gebied van de straatnaamgeving, terwijl niet alle initiatieven kunnen worden gehonoreerd. Eén gemeente is daar heel stellig in, door te zeggen dat niet aan persoonsverheerlijking wordt gedaan. Een andere gemeente laat impliciet weten dat personen niet meer worden vernoemd, door aan te geven dat in nieuwbouwwijken geen persoonsnamen op de straatnaambordjes zullen verschijnen.

Eén vraag van de genoemde vragenlijst ging specifiek in op het soort naamgeving als in het geval van het Arjan Erkelpad:

  • Recentelijk zijn in een aantal gemeenten in Nederland straten vernoemd naar bekende sporters en naar een bekend radio- en televisieprogramma (Jochem Uytdehaageplantsoen, Erik Dekkerpassage, Top 40-plein). Wat is het beleid binnen uw gemeente ten aanzien van dergelijke straatnamen?

Bijna alle gemeenten laten weten dat er geen beleid is ten aanzien van dergelijke namen. Vaak wordt er vervolgens verwezen naar het algemene beleid dat gehanteerd wordt, en de regels die daarbij zijn vastgesteld. Het belangrijkste argument is dat personen overleden moeten zijn. Als er al sporters zouden worden vernoemd, dan moeten die overleden zijn. Vaak wordt verwezen naar de richtlijn van wijksgewijze straatnaamgeving. Dit soort naamgeving wordt bovendien van geval tot geval bekeken. Het blijkt een beladen vraag te zijn, gezien de toon van een aantal antwoorden:

  • Speelt in onze gemeente niet.
  • Dat doen we niet.
  • Doen wij niet aan mee.
  • Dergelijke namen kunnen niet binnen de gemeente.
  • In [onze gemeente] worden geen straten vernoemd naar nog in leven zijnde bewoners, en zeker niet sporters!
  • We zijn nogal een kerkelijke gemeente, dus dit zal hier niet voorkomen.
  • 'Moderne' namen komen in onze gemeente niet voor.
  • Hier doen wij niet aan.
  • Niet doen!
  • De vraag dringt zich op of een dergelijke modieuze benadering wel voldoende tot reflectie leidt.

Slechts zeven gemeenten laten weten niet afwijzend te staan tegenover dergelijke straatnamen. Interessant, met name in vergelijking met de eerder genoemde negatieve antwoorden, is de reactie van de gemeente Landgraaf, waar de Erik Dekkerpassage is vastgesteld.

'Gelet op de advisering van de commissie in het geval van Erik Dekker, bestaat in Landgraaf in ieder geval de overtuiging dat dit beperkt mogelijk moet zijn omdat dergelijke naamgeving vaak ook maatschappelijk "gewenst / gewild" is.'

Deze mening wordt gedeeld door een ambtenaar van een andere gemeente, die zich er van bewust is dat naamgeving kan leiden tot maatschappelijke discussies. Daarom moet men volgens hem niet te krampachtig vasthouden aan de regels.

Ter besluit

De straatnaamgeving is een gemeentelijke taak die met veel gevoel voor verantwoordelijkheid wordt uitgevoerd. Of het nu om historische zaken gaat of om de vernoeming van personen, de reacties op de vragenlijst geven aan dat het zeer zeker geen triviale aangelegenheid is. Hoewel het altijd interessant is om na een enquête de resultaten aan de hand van tabellen te presenteren, blijkt dat in dit geval niet het juiste beeld op te leveren. De antwoorden van gemeenten gaan namelijk vaak gepaard met kanttekeningen, opmerkingen en aanvullingen. Er is niet altijd een eenduidig ‘ja’ of ‘nee’ gegeven. Een gemeente heeft misschien geen officiële straatnaamcommissie, maar bijvoorbeeld wel een heel enthousiaste en toegewijde historische vereniging die het college adviseert. Zo'n gemeente zal niet gauw ‘nee’ antwoorden op de vraag of er een straatnaamcommissie is ingesteld. Ook het vernoemen van personen lijkt moeilijk binnen duidelijke grenzen te vatten. Hoewel er duidelijk een voorkeur is voor traditionele naamgeving -- de bron met lokale verzetsstrijders wordt in veel gemeenten nog altijd aangeboord -- worden de mogelijkheden vaak per geval beoordeeld, waarbij desnoods van de regels wordt afgeweken.

Literatuur

  • Benoemen, nummeren en begrenzen. Handboek van gemeenteambtenaren die zijn belast met het benoemen van de openbare ruimte, het nummeren van vastgoedobjecten en het begrenzen van gebieden (2005). R.B.M. ten Kroode en J. Brouwer (eds). Tweede, gewijzigde druk, VNG Uitgeverij, Den Haag, p.78-85.
  • Boerrigter, Reina (2003) Straatnamen, een kwestie van betekenis. In: Respons 6 (pp. 5-12) Meertens Instituut, Amsterdam.
  • Weijde, Barbara van der & H.M. van der Weijde-Oudenaarden (1993) Vrouwen op een bordje. Straatnamen in de Stevenshof in Leiden. Leiden, P.E. Bijvoet.

In deze sectie: